Eén van de ideeën die de ronde doen over ouder worden is dat de meeste ouderen ondanks achteruitgang in het dagelijkse functioneren een hoog welbevinden weten te behouden. Dit wordt in de literatuur de “disability paradox” genoemd. Veel studies lijken dit te bevestigen. Wij onderzochten met gegevens van LASA of dit beeld wel klopt.

Veel eerdere studies keken namelijk naar gemiddelde veranderingen in welbevinden in álle ouderen, ook degenen zonder lichamelijke achteruitgang. Maar volgens ons kan iemand die niet achteruitgaat in functioneren ook geen ‘paradox’ laten zien. Daarnaast is welbevinden een breed begrip. Het bestaat niet alleen uit het hebben van veel positieve gevoelens (ook wel ‘positief affect’ genoemd) maar ook uit het vermijden van negatieve gevoelens (ook wel ‘negatief affect’ genoemd) én het behoud van algemene tevredenheid met het leven (dit wordt ook wel de cognitieve component van welbevinden genoemd). Daarom onderzochten wij in hoeverre de “disability paradox” voorkomt onder ouderen met functionele achteruitgang en of daar verschillen in zijn tussen de onderdelen van welbevinden en tussen mannen en vrouwen.

We gebruikten gegevens van 2534 LASA-deelnemers die tussen 1992 en 2008 meededen. Hieruit selecteerden we een groep van 401 mannen en 696 vrouwen die gedurende die 16 jaar sterk achteruitgingen in dagelijks functioneren (bijvoorbeeld traplopen, aan- en uitkleden). Vervolgens keken we of we subgroepen konden vinden met verschillende trajecten van positief affect, negatief affect en tevredenheid met het leven. Voor ouderen bij wie het welbevinden niet achteruitging, geldt de ‘paradox’ wel, maar voor ouderen bij het welbevinden wél achteruitgang geldt de paradox juist niet.

We vonden grote verschillen tussen de onderdelen van welbevinden: voor negatief affect vonden we de paradox bij driekwart van de ouderen; voor levenstevredenheid bij ongeveer de helft; en voor positief affect maar bij ongeveer een kwart. Deze groepen behielden dus een stabiel niveau van welbevinden ondanks hun lichamelijke achteruitgang. Bij de andere groepen liep dat welbevinden tóch terug, wat in tegenspraak is met het idee van de “disability paradox”. We vonden voor levenstevredenheid grote verschillen tussen mannen en vrouwen: 83% van de vrouwen behield een stabiel niveau van tevredenheid ondanks lichamelijke achteruitgang, terwijl dat slechts bij 14% van de mannen het geval was. We onderzochten ook of bepaalde psychologische en sociale hulpbronnen de kans op het laten zien van de ‘paradox’ verhoogden. Dit was met name het geval voor ervaren regie (“mastery”): hoe hoger de ervaren regie, hoe hoger de kans dat ouderen welbevinden konden behouden ondanks lichamelijke achteruitgang.

Is de paradox nu waar? Ja, maar niet voor álle ouderen! Dit betekent dat bijvoorbeeld zorgverleners niet mogen aannemen dat ouderen per definitie wel veerkrachtig zijn bij functionele problemen. Achteruitgang in functioneren lijkt vooral samen te hangen met het verminderd ervaren van positieve emoties.

De bevindingen zijn gepubliceerd als:

van Loon, A.M., Depla, M.F.I.A., Hertogh, C.M.P.M., Huisman, M., & Kok, A.A.L. (2022). The disability paradox? Trajectories of well-being in older adults with functional decline. Journal of Aging and Health. https://journals.sagepub.com/doi/10.1177/08982643221108660

Deel dit bericht :

Meer weten over de LASA-Weetjeswaaier?

Download de Weetjeswaaier 2020 of de Weetjeswaaier 2015
of vraag de gedrukte versies gratis aan via
lasa@amsterdamumc.nl
(zolang de voorraad strekt).

Andere artikelen