Determinanten van zorgbelasting bij partners en kinderen van hulpbehoevende ouderen met fysieke gezondheidsproblemen.

ABSTRACT. Dit onderzoek richt zich op determinanten van ervaren belasting bij partners en kinderen die zorg verlenen aan ouderen. De zorgontvangers in dit onderzoek zijn ouderen die al sinds 1992 participeren in de Longitudinal Aging Study Amsterdam (LASA). Een selectie van 155 chronisch zieke ouderen met zorgbehoefte, 78 partners en 337 volwassen kinderen, hebben deelgenomen aan de LASA-deelstudie naar zorgverlening binnen families. De resultaten wijzen uit dat 32% van de partners en 40% van de kinderen de oudere helpt bij persoonlijke verzorging en/of huishoudelijke taken. De zorgverlenende partners leveren vaak al jaren zorg in zowel het huishouden als met de persoonlijke verzorging. De zorgverlenende kinderen verrichten overwegend huishoudelijke hulp en delen deze taken met hun broers en zusters. Kinderen geven vaak zorg aan ouders die alleen staan of wiens partner niet in staat is tot zorgverlening. De beschikbaarheid van formele zorg maakt geen verschil voor de zorg van kinderen. De helft van de zorgende partners en een-vijfde van de zorgende kinderen kan als zwaarbelast worden aangemerkt. Degenen die een hoge belasting ervaren, leveren vaker persoonlijke zorg, rapporteren meer negatieve gevolgen, en hebben meer behoefte aan hulp bij de zorg. Zwaarbelaste kind-mantelzorgers rapporteren daarnaast ook lagere competentieverwachtingen, weinig overleg met broers en zusters en onenigheid over de zorgverlening. Deze bevindingen wijzen erop dat zorgverlening geen individuele aangelegenheid is, maar een taak voor het gehele gezin. Ondersteuning van mantelzorgers moet dan niet alleen gericht zijn op een vermindering van de zorglast en een versterking van de individuele draagkracht, maar ook op een verdeling van de lasten door het inschakelen van andere (al dan niet verwante) betrokkenen.