Extramurale zorgpakketten. Verleende zorg aan thuiswonende ouderen in onderscheidende pakketten (LASA-rapport 2010).

SAMENVATTING. Het ministerie van VWS heeft, in het kader van project Strategische Verkenningen, LASA gevraagd uit te zoeken hoeveel welke zinvolle onderscheidende extramurale zorgpakketten er bestaan bij thuiswonende ouderen van 70 jaar en ouder. Tevens werd gevraagd aan te geven welke kenmerken de ouderen met de verschillende pakketten hebben, hoe stabiel de zorgpakketten zijn in de tijd en in hoeverre de zorgpakketten een tehuisopname voorspellen. Om deze vragen te beantwoorden zijn gegevens gebruikt van 890 respondenten van de 2005/2006 waarneming in LASA. In totaal zijn 17 zorgvormen gebruikt variërend van a) praktische voorzieningen (drie vormen), b) huishoudelijke hulp (vijf vormen), c) persoonlijke zorg (vier vormen) en d) eerste en tweede lijn (vijf vormen). Met behulp van een clusteranalyse zijn acht verschillende zorgpakketten vastgesteld, met een oplopende zwaarte in aantal en vormen van zorgvoorziening. De acht zorgpakketten zijn: 1) geen zorg, 2) woningaanpassing en huisarts, 3) 1e en 2e lijnszorg, 4) particuliere hulp, 5) informele hulp en ziekenhuisopname, 6) formele huishoudelijke hulp en ondersteunende diensten, 7) het gemengde zorgnetwerk, en 8) formele zorg en respijtzorg. De clusters bouwen op elkaar voort; elk cluster bevat een of meerdere zorgvormen van het voorgaande cluster. Cluster 8 vormt het zwaarste pakket, waarin meerdere vormen van professionele zorg ingezet worden voor zowel huishoudelijke, verzorgende en verplegende taken. De zorgpakketten onderscheiden zich naar achtergrondkenmerken, gezondheidsproblemen en sociale context van de ouderen. Bij de pakketten 1 tot en met 3 is sprake van lichte tot matige gezondheidsproblemen die geen informele of formele hulp aan huis vereisen. Bij pakketten 4, 5 en 6 is er sprake van gezondheidsproblemen van dien aard dat of met particuliere hulp (pakket 4), informele hulp (pakket 5) of formele huishoudelijke hulp (pakket 6) kan worden volstaan. Bij pakketten 7 en 8 is sprake van complexe gezondheidsproblemen die langdurige zorg behoeven. Welk pakket nodig is, wordt mede ingegeven door de persoonlijke situatie wat betreft sekse, leeftijd en opleidingsniveau en sociale context (partnerstatus, netwerk en kinderen in de buurt). De pakketten 6, 7 en 8 worden vooral gebruikt door vrouwen op hoge leeftijd met een laag opleidingsniveau. Bij pakketten 5 en 7 is er sprake van beschikbare informele hulp, waardoor er minder professionele hulp nodig is. Bij pakketten 6 en 8 is dat niet het geval en is de afhankelijkheid van professionele hulp groot. Er is sprake van geringe stabiliteit in de zorgpakketten, met uitzondering van de lichtste pakketten (1-3) en het zwaarste zorgpakket (8). In een periode van drie jaar tijd maakt ongeveer twee- derde de overgang naar een ander zorgpakket. Opmerkelijk is dat dit zowel een lichter als een zwaarder zorgpakket kan zijn. Er lijkt geen duidelijke hiërarchie in de zorgpakketten. Van pakket 7 gaat, bijvoorbeeld, maar een klein deel van de ouderen naar pakket 8, sommigen gaan zelfs terug naar pakketten 1-3. Een toename in het aantal chronische ziekten, de verslechtering van fysieke beperkingen en het (blijvend) ontberen van een partner, zijn de belangrijkste voorspellers of de oudere een transitie naar een zwaarder zorgpakket doormaakt. Tenslotte is de kans op een tehuisopname vooral groot voor de ouderen met de pakketten 7 en 8; zij hebben (ten opzichte van ouderen met pakket 1) ongeveer 4 keer zoveel kans om binnen vier jaar tijd opgenomen te worden in een tehuis.