Onderzoek naar contact en zorg in (stief)gezinnen
Steeds meer oudere mensen in Nederland leven in stiefgezinnen. Dit onderzoek keek of ouderen in stiefgezinnen minder contact hebben met hun volwassen kinderen (biologische en stiefkinderen) en of ze minder zorg van hen ontvangen dan ouderen in biologische gezinnen. Ook werd gekeken naar verschillen tussen diverse soorten stiefgezinnen. De onderzoekers wilden weten of de veranderende familiestructuren gevolgen hebben voor de steun die ouderen in de toekomst van hun kinderen kunnen verwachten.
Verschillen in contactfrequentie
De studie toonde aan dat ouders in biologische gezinnen en in stiefgezinnen met gezamenlijke kinderen het meeste contact hadden. Minder contact was er in stiefgezinnen die later in het leven ontstonden, met name in gezinnen met zowel biologische als stiefkinderen of alleen stiefkinderen. Opvallend was dat in gezinnen met beide soorten kinderen het meest frequente contact vaak met een biologisch kind was. Een aanzienlijk deel van de stiefouders had weinig tot geen belangrijk contact met hun stiefkinderen.
Zorg ontvangen van kinderen
Er waren weinig verschillen in de mate waarin ouderen zorg ontvingen van hun kinderen, ongeacht of het biologische kinderen of stiefkinderen waren. Over het algemeen was het aandeel ouderen dat zorg van hun kinderen ontving klein. Vaker kregen ze hulp van hun partner of professionele zorg. De onderzoekers vermoeden dat dit komt door de belangrijke rol van partners als primaire verzorgers en de relatief goede beschikbaarheid van formele zorg in Nederland. Wel blijft de vraag of stiefgezinnen even sterk zijn als de zorgbehoefte van ouders plotseling toeneemt.
van der Pas, S., & van Tilburg, T. G. (2025). The impact of stepfamily structure on older parents’ frequency of contact with and care receipt from adult biological and stepchildren in the Netherlands. The Journals Of Gerontology: Series B. https://doi.org/10.1093/geronb/gbaf015